Deze speeche gebruik ik , na welkomswoord, introduktie werk en begeleidende muzikanten, bij  de opening van mijn exposities.

Ik vind haar zo mooi dat ik em wil delen op deze stormachtige gure dag. De woorden dienen goed gearticuleerd, hard op met een theatrale tonatie op prozaische wijze te worden uitgesproken:

 

 

 

MIJN ODE AAN DE TAAL EN BEELD:

‘Waar kan ik heen als de stinkende dik koppige breed bek-kige blinde fanaten mijn handen aan flarden schieten , zodat mijn pennen en penselen verloren gehavend in een dor muf geslagen doodlopend armoedig steegje achterblijft?

Waar moeten al mijn dierbare duizenden woorden en beelden gaan wonen als er geen plek meer is?

Ze blijven immers onwillekeurig zingend aan de wand van mijn schedel kloppen en roepen fluisterend om ordening in de chaos van weleer.

 

Ook de rood getinte of donkere zwarte woorden en beelden kloppen aan de poort waarvan de sleutel is opgegeten door de tijd, die zichzelf krakend dicht kan laten vallen via zijn goed geoliede scharnieren.

Ik hoef alleen nog luchtig te leunen zodat de dikke deur zich gapend zonder worstelen piepend opent,

me als een glimmende chocolade prinses binnenlaat, me vervolgens glazen muiltjes aan biedt en natuurlijk voor mijn komst boze stiefmoeders in kelders heeft geduwd en weldra mijn rode lustige mond verse sappige druiven voedt.

Hele volle trossen hangen verlangend naar beten, boven mijn schone sprankelende hoofd met zoete sappen die als warme stroperige honing over mijn kin glijden en tussen mijn vragende naar orchideeën ruikende borsten hun weg naar beneden eten.

Ondertussen wreken de ginnegappende boze achtergebleven gekwetste woorden zich een snijdende weg langs toppen van bergen en diepe dalen met joekels van ravijnen waar je u tegen zegt, daar ik niet bang ben haar te ontwroeten in beeld of taal.

Die zijn ingekapselde vrijheden in roffelend ritmes via eigen gekozen composities zichzelf durven te laten zien.

Waar de hitte van de zon op haar hurken kan zitten en sabbelend aan mijn opgewonden delen de pauze mag vullen wat leven heet.

We zuigen onze longen vol in opgeblazen borstkassen die trouw blijven op en neer gaan tot de dood ons achter volgend in haalt.

Zoals Jan Wolkers net overkwam.

 

 

 

 

Dan stopt de beweging.

Stopt mijn gemoed

Stopt mijn verlangen

Stopt alles zoet.

Voorbij de stilte.

Voorbij alles……..

Huilend, wenend, knagend staan de beelden trappelend aan de poort om over te springen naar een ander hoofd, die ook de ruimte van het braakliggende terrein van het vrije schone altijd onschuldige genaakbare woord of beeld bezit.

De taal van het schrijven….

De taal van het uit beelden…..

De taal van de klanken, is immers onvergelijkbaar met de taal van het spreken.

Alleen dezelfde letters mag je stelen.

De taal van het uit beelden woont in een andere dimensie en wringt zich licht schikkend en constant zingend (Lucebert) naar buiten bij het aanraken van het papier of doek dat geduldig wacht tot ze op den duur een aangesloten wereld vormt.

De wereld van het zijn.

De wereld waar de leugen geen plek vindt en de kern gekoesterd weelderig en eeuwig rond tiert.

Toen

Nu

Straks…….