Als mijn, in de woestijn roepende

verloren ondeugende schaterlachende

volle lippen verdwalen in een zompig

zinkend zoet gekruid  brullend moeras.

Hoe ik ook trek of duw, 

verdwalen doen ze toch

naar de zakkende bodem

van het grijnzende waterbos

waar het even rusten is geblazen

 voor  mijn watertrappelende altijd glanzende

 lippen die mijn ziel verraden 

en later weer moedig,  

doch geschaafd met klam zweet

en trillende knieen

uitgebleekt verder zullen sjokken,

  zoekend naar sporen van mijn lieveling

 en altijd zijn lippen zal  hervinden

 zonder smiezen 

in de taaie gloeiende avond zon

van ons leven, 

als we  beiden weer bereid zijn

tot blakend  blozen 

en de schrik woest

van onze gebogen ginnegappende

en treurige ruggen afschudden

alsof we er zelf voor konden kiezen...