Als mijn teer verdwaalde ziel

zich als zingende zwervers gedaante ontpopt heeft

zijn de wellustige krakende

rozen van je uitbundige blinkende zielengift

niet herkent door het vage

geroep van je vochtige volle lippen

die telkens de nacht los braakt in al haar

stormen en verder loopt als een koordanser

die statig wankelend leunt op uitgebalanceerde

sporen van het ochtend geroep.

In de rode dauw van je knisperend mooie ogen

die me met zijn schittering lieflijk verblinden

en smekend

mijn bonkende hart naar je toe trekt,

ontstaan kolkende zeeën van woestijnen vol

lonkende

blozende pluizige rozen waarin ik vol overgave in verdrink..