DE HOER, DE PRINSES, DE KIP EN DE SLANG
Naive Prinses dwaalde met een scheef kroontje op dr schone hoofdje en een kort glitterjurkje wat verloren door de stad.
Hoer liep daarintegen met een rechtop fier hoofd en forse tred naar haar werkplek op de wallen.
Kip scharrelde bij de oude boom die langs de gracht pronkte.
Slang verborg zich vlakbij in de bosjes en loerde op Kip.
Prinses struikelde en kwam met een harde smak naast de nietsvermoedende Kip terecht.
Kip sprong van schrik met een schriel gilletje een stukje in de lucht, kwam weer fladderend op haar pootjes terecht, keek naar de gevallen prinses en zei:
‘Nou, dat maak ik ook niet dagelijks mee, prinsessen die pardoes naast mij neervallen!'
Hoer kwam op haar klakkende hakken aanrennen en hielp snel de verkreukelde Prinses overeind.
De Slang in de bosjes gniffelde , maakte van de situatie gebruik om van positie te veranderen en reikte met zijn snelle bek naar Kip.
Toen begonnen Hoer en Prinses tegelijk enorm hard te gillen en trokken, nog voor de Slang in Kip kon happen, Kip omhoog.
Hoer schopte naar Slang.
Prinses krijsde de oren van Slangs hoofd.
Slang kroop druipend van woede af.
Kip rilde en zei trillend:
‘Ik was er bijna geweest!'
Hoer rilde en Prinses rilde ook.
Het duurde lang voordat ze Kip los konden laten.
Toen de ijscokar met een rinkelende bel voorbij kwam fladderde Kip weer met volle moed uit hun armen en riep vrolijk:
‘Ik trakteer!'
De ijscoman glunderde toen hij drie dikke bollen ijs op de knapperige koekhoorntjes plakte.
Hoer zette het kroontje van Prinses recht en Kip pikte zacht enkele kiezeltjes uit haar knieën.
Met al het ijs liep Hoer naar de oude boom, klopte op haar bast en zei:
‘Kom Prinses, we gaan ijs eten.'
Zo gezegd zo gedaan.
Hoer en Prinses leunden tegen de boom.
Hoer wierp een ijsje op de grond voor Kip.
Daarna likten en peuzelden ze , in langzame tred, het ijs op.
De oude boom glimlachte....
Hoer liep daarintegen met een rechtop fier hoofd en forse tred naar haar werkplek op de wallen.
Kip scharrelde bij de oude boom die langs de gracht pronkte.
Slang verborg zich vlakbij in de bosjes en loerde op Kip.
Prinses struikelde en kwam met een harde smak naast de nietsvermoedende Kip terecht.
Kip sprong van schrik met een schriel gilletje een stukje in de lucht, kwam weer fladderend op haar pootjes terecht, keek naar de gevallen prinses en zei:
‘Nou, dat maak ik ook niet dagelijks mee, prinsessen die pardoes naast mij neervallen!'
Hoer kwam op haar klakkende hakken aanrennen en hielp snel de verkreukelde Prinses overeind.
De Slang in de bosjes gniffelde , maakte van de situatie gebruik om van positie te veranderen en reikte met zijn snelle bek naar Kip.
Toen begonnen Hoer en Prinses tegelijk enorm hard te gillen en trokken, nog voor de Slang in Kip kon happen, Kip omhoog.
Hoer schopte naar Slang.
Prinses krijsde de oren van Slangs hoofd.
Slang kroop druipend van woede af.
Kip rilde en zei trillend:
‘Ik was er bijna geweest!'
Hoer rilde en Prinses rilde ook.
Het duurde lang voordat ze Kip los konden laten.
Toen de ijscokar met een rinkelende bel voorbij kwam fladderde Kip weer met volle moed uit hun armen en riep vrolijk:
‘Ik trakteer!'
De ijscoman glunderde toen hij drie dikke bollen ijs op de knapperige koekhoorntjes plakte.
Hoer zette het kroontje van Prinses recht en Kip pikte zacht enkele kiezeltjes uit haar knieën.
Met al het ijs liep Hoer naar de oude boom, klopte op haar bast en zei:
‘Kom Prinses, we gaan ijs eten.'
Zo gezegd zo gedaan.
Hoer en Prinses leunden tegen de boom.
Hoer wierp een ijsje op de grond voor Kip.
Daarna likten en peuzelden ze , in langzame tred, het ijs op.
De oude boom glimlachte....