Een maand, na het ontstaan van de eerste Hekel vorm, overlijdt tragisch

genoeg plotseling mijn vader. Tijdens dit trieste gebeuren en daarna, begint

Hekel over mij te waken en heeft het wezentje voorgoed zijn intrede

in mijn fantasie wereld gedaan:

Hekel zit al twee dagen in mijn dikke rode bos met haar. Ik weet niet

hoe hij dat voor elkaar heeft gekregen. Hij blijft gewoon zitten. Af

en toe geeft hij sussende klopjes op mijn hoofd kado of neuriet iets

aangenaams zacht. Ik vraag hem waarvoor dit dient. Het wezentje

antwoordt dan met een donker opgezette stem: ‘Je voelt zo zwaar.

De hele impact van de dood van je vader heeft je enorm verzwaard.’

Met prettige prikkende lieve warme oogjes kijkt hij me aan en ontdek

ik een piepklein bezorgd streepje tussen zijn oogjes. Ik kan hem

geen ongelijk geven. Alles is ook zwaar en ben ik in een cocon van

verdriet, liefde en kwetsbaarheid terechtgekomen. Ik merk ook dat

ik nog meer gebruik maak van mijn gevoel en de daarbij behorende

oplossingen… Vanaf het moment dat er een telefoontje binnenkwam

dat mijn vader stervende was, kan ik de lijn van mijn eigen

leven loslaten en met zoveel gemak een lijn naar de zijne leggen. Een

lijn die ik altijd al miste in mijn leven en deze zonder enige voorbereiding,

weer hervond.

Hekel zit nu steevast op mijn schouder. Het is warm en vol in de

rouwzaal. Er staan verschillende groepjes mensen met elkaar te praten.

Er wordt gerookt, gesnift, gesnoten en soms bulderend gelachen.

De fles port gaat voor de tweede keer in de rondte. Als ik richting

de open slaande deuren loop om frisse lucht te happen, komt tante

Baba vanuit het niets op me af. Ik kan haar niet meer ontwijken...

‘Ha, die Isis!’ roept ze te frivool. Ze pakt me beet en omhelst me

stevig. Er komt vocht in mijn ogen en leidt de zware parfum, die

als een wolk om haar heen hangt, me af en Hekel blijkbaar ook.

'Hatsjiee, hatsjiee!’ proest hij en wankelt en dondert bijna van mijn

 

schouder. Met een iel maar scherp gilletje springt tante Baba naar

achteren en krijst: ‘Wat heb jij daar nou? Is dat echt?’ Ze wijst met

trillende vingers en angst in haar doffe ogen richting mijn schouders.

Voor ze Hekel heeft kunnen grijpen loop ik door en roep gemeend:

‘Nee, tante Baba, dat is niet echt.’ Haar woorden sputteren nog na in

haar opengevallen mond en blijft ze, ernstig verbouwereerd, stokstijf

met een leeg glas port achter.

‘Wie was dat nou?’ vraagt Hekel kalm. ‘Ach, dat was tante Baba, de

altijd immens nieuwsgierige Baba, als ze eenmaal begint te praten,

ruk je je niet meer van haar los. Ze zuigt alles uit je en roddelt daarna

de boel gemeen verdraaid door…’ Er ontsnapt een diepe intens verdrietige

zucht uit mijn lijf. Ik voel nu hoe moe ik ben en loop naar

buiten. Het is warm voor de tijd van het jaar. De grote brede ronde

oude bomen in de achtertuin van de aula, zijn fel oranje en morsen

ze een zoete troostende geur. Het riet aan de kant van de ovale

langwerpige vijver oogt goud en wuift zacht ritselend. Er dwarrelen

wat verdwaalde mugjes in het midden van het water. Ik steek een

gebietste sigaret in mijn mond, steek ‘em aan en blaas in een teug

de rook uit mijn longen. Door het glas, aan de andere kant van de

zaal, staat de kist van mijn vader. Dat hij daar in ligt en er nooit meer

kreunend uit zal stappen of triomfantelijk uit wil klauteren, is nog

niet echt doordrongen. De hopeloze, intens verloren, onaanvaardbaarheid

blijft. De kist is bedolven met rode warme in volle bloei

staande rozen. Een groep van zes dikke vriendelijke kaarsen wakkert

vlakbij. Mijn hart kreunt…

 

 

HEKEL EN DE ROUW