Als het landschap
me zonder gewetenswroeging hard toeschreeuwt
en mijn vermorzelde ziel aan flarden
geschoten hevig kermend in donkere sloten ligt,
smeek ik de hemel op mijn ronde zachte knie-en bloot
je vochtige fluwelen volle lippen mond me in je zuigen
zodat de kolkende liefde nimmer meer zwicht
als het landschap brullend meelacht
en ik me zwoel zoenend in je hitte verlies
goedkeurend haar grote verlangende
ogen sluit met haar mooie trotse lijf
als het landschap stiekem breed glimlachend
meekijkt hoe ik voor eeuwig voor je kies
bedolven onder rode sterk geurende bloemen
vlezig bijtend met mijn vuurdier
aan je knabbel en tongen lustig
met mijn kruidige peper wrijf
wil ik warm sterven
in je stevige doorbakken armen
zodat de roekeloze opgesmolten tijd me niet
meer als loeiende wolven  in stukken snijdt
me van je af rukt
geniepig knijpend snijdend mijn ziel
tot bloedends toe in kerft
ik huilend doorkruip dagen pluk
in het ogenblik wat leven heet
waar de gestolen wonden niet meer helen
doch als zwoegende onderdompelingen
immer door zullen spelen en ik
uiteindelijk altijd voor het goede kies.