Als ik door het raam kijk komt er net een gele dikke robuuste vuilniswagen de brede straat in rijden en draait naar links waardoor het vehikel zo’n tien meter  van mij vandaan mijn gezichtsveld passeert. Op de  lage achterklep, pal naast de grote  gesloten vuilnisbek, staat een vuilnisman in een fel oranje pak, die zijn hand stevig om een verticale stang klemt. In zijn andere hand heeft hij een plat apparaatje, zo’n verslavings telefoon-internet-foto en filmtoestel- ineen hebbedingetje en kijkt, terwijl hij  langs mijn raam sjeest, naar het verlichte schermpje.
Uit mijn keel ontsnapt een grinnik en denk:
Zou hij nu bij de volgende vuilnisbakkenstop snel zijn platte internet wereldcontacten apparaatje in een zijvakje van zijn oranje pak schuiven, groffe werkhandschoenen aantrekken, van de bolle wagen springen om zijn vuile werk te hervatten? En dan, zodra hij weer aan de hangstang vastzit dezelfde handeling verrichtten en als internet verslaafde naar het schermpje kijkt of zelfs bedient?
Even later zit ik achterin mijn paradijstuin met een bak troost naar de wimpels te kijken, zo’n vijf en twintig stuks aan een buigzaam dun doch stevig draad. De wind  laat de zijden driehoekige magenta kleuren lapjes vrolijk bewegen alsof het individuele vleugeltjes zijn.
De winterzon staat glunderend op mijn gezicht en voel ik hoe comfortabel mijn lange dekbeddenjas plus met namaakbont gevoerde berenlaarzen  aan mijn naar zomer verlangende voeten zijn.
De tuin staat startklaar in grote en kleine potten allen bij elkaar geschoven in een soort vriendelijk ogende winterstalling. Behalve de grote verlangboom versierd met roze lampionnetjes en idem dito rozen, zal blijven staan.
Mijn gedachten zijn weer gevuld met mijn droomman.
Ik krijg hem er in geen levensdagen meer uit want hij woont permanent goed verstopt in mijn hart.
Een roodborstje ziet mijn gepeins, wipt dichterbij en zegt brutaal:

‘Een droomman bestaat toch helemaal niet!’

Verschrikt kijk ik op.
Ik kijk naar het snoezige beestje en denk:
Dat zo’n lief wezentje zoiets wreeds kan bedenken!
Na een paar schrapen in mijn keel roep ik:
‘Mijn droomman bestaat helemaal echt!’

Het beestje kijkt me indringend aan en weet dat ik de waarheid spreek.
Ze neemt een diepe zucht en fladdert op de ronde tafel naast me.
Samen kijken we naar de wapperende wimpels, naar de blauwe lucht en volgen een troepje ganzen die vliegensvlug naar het zuiden vluchten.
Kon ik maar mee, denkt het roodborstje.
Ik denk hetzelfde.
De bamboe staat geruisloos.
De verlangboom houdt de wacht.

.

.

.

.

.

.

.

.

.