Er was eens een mooi lief onschuldig roze vogeltje.

Het vogeltje heette Liesje en vloog haar leven lang vrolijk in de rondte.

De ene keer fladderde ze dicht bij de aarde en de andere keer fladderde ze hoog in de lucht, bezong de sterren en liet zich zweven op de thermiek van de speelse wind.

Onderweg keek Liesje haar ogen uit naar al het schoons wat er aan haar voorbij ging.

 

Op een dag gebeurde er iets vreemds.

Iets wat de boel behoorlijk op z'n kop zette.

 

Ze vloog hoog in de blauwe lucht en wilde net haar vleugels verder uitspreiden, toen er een erg fel brandend gevoel in haar ogen losbrak.

 

'Au' dacht Liesje geschrokken.

 

Ze probeerde de pijn weg te knipperen, maar het lukte niet.

De pijn bleef en werd erger.

Ongerust vloog ze naar beneden en landde op een dikke tak boven een helder meertje.

Met omlaag hangende vleugeltjes zat ze op de tak en sloot haar zieke oogjes.

Hoe moet het nu verder, dacht Liesje droef.

Zonder mijn mooie grote ogen kan ik toch helemaal niet voortbestaan?

Er stroomden traantjes over haar roze wangetjes.

Het idee dat ze al het schoons niet meer kon aanschouwen was onaanvaardbaar.

Het vogeltje ging op haar rugje liggen, wierp haar pootjes in de lucht, spreidde haar vleugeltjes en riep:

 

' Help!'

 

Spoedig arriveerde een hulptroepje.

Het was uil.

Een witte wijze lieve nogal grote uil.

 

Na een ernstig overleg tussen beiden zei uil:

 

'Je oogjes zijn behoorlijk overspannen door al het veelvuldige kijken. Ze hebben rust nodig.'

 

Liesje knipperde veelvuldig en begon diep te piekeren over hoe het nu verder moest.

 

Ze bewoog haar snaveltje heen en weer en hapte naar adem.

Uil had ernstig met haar te doen.

 

'Je kunt het kijken het beste beter over de dag uitspreiden en je ogen aan de dokter laten zien.'

 

Liesje zuchtte en onthield alles wat uil had gezegd.

 

De volgende weken was het zieke vogeltje druk in de weer met oogklinieken,doktoren en apothekers.

Alle drie had men zorg voor de overspannen oogjes van Liesje.

De een concludeerde dit...de ander zei dat...en die bedacht weer dit...

 

Na een maand of twee ontmoetten uil en Liesje elkaar weer op de dikke sterke veilige tak.

 

'En...' riep uil, 'Hoe is het nu met je prachtoogjes?'

 

Liesje knipperde een paar keer flink en wees naar een grote roze doos die naast haar stond.

Ze schraapte haar keeltje en stamelde:

 

' Kijk ...hier zit alles in wat mijn ogen troost.'

 

Ze opende de deksel en haalde een simpele bril uit de doos.

 

'Met deze bril kan ik in het vervolg tekenen en schrijven.'

 

Liesje zette de bril op en keek verlegen naar uil.

Uil glimlachte en zei:

 

'Dat is een mooie ogentroost!'

 

Het vogeltje knikte en pakte vervolgens een flesje uit de doos.

Ze hield het flesje in de lucht en schudde het heen en weer.

 

'Hier zitten mijn kunsttraantjes in. Daar badder ik in het vervolg mijn oogjes mee...'

 

Uil keek naar het flesje en daarna naar de grote mooie ogen van Liesje en dacht:

Ja....haar prachtogen verdienen voor altijd verzachtende badpartijtjes.

 

Liesje zuchtte.

Ze graaide nog een keer in de doos , haalde er een bijzondere bril uit en zette deze hevig blozend op.

 

'Met dit exemplaar kan ik al het schone in de verte aanschouwen!'

 

Uil keek verrast .

 

' Deze past precies bij je mooie hoofdje!'

 

Liesje glunderde, kroop iets dichterbij uil en fluisterde:

 

' Nu moet ik proberen alles op het juiste moment te gebruiken en de doos voor altijd met me mee sleuren.'

 

' O...dat lukt jou wel !' , zei lieve uil.

 

Ze legde alle spulletjes weer terug, maakte een paar sprongetjes, ging toen voldaan op haar rugje liggen, hapte naar adem en zei:

 

'Het leven is weer rustig.

Het schone is weer van mij.'

 

Ze sloot haar oogjes en viel , vlak naast uil, in een lange warme middagdut.

 

Uil deed hetzelfde.

 

De tak bromde onhoorbaar van al het geluk...